Wanneer ik in de vroege morgen
mij nog aan niemand tonen wil,
ben jij de eerste tot wie ik mij wend,
zonder gĂȘne, geheel ontbloot, zonder rode konen
ben jij het beeld, dat mij herkent.
Met slaapogen, verras je mij met vouwen,
die het kussen in mijn wang heeft gebogen.
Ik heb jouw vertrouwen,
dat je mijn grimassen niet aan anderen vertelt,
zwijgt over mijn slechte humeur,
daarom ben ik op jou gesteld.
Je maakt me blij, maar soms ook triest,
wanneer je mij de harde werkelijkheid toont
van een huid die met de jaren haar elasticiteit verliest.
Jij spiegel, barstensvol barsten, wij gaan steeds meer bij
elkaar horen,
zolang je mij blijft vergezellen in de jaren die gaan
tellen,
blijven onze beelden elkaar bekoren
en kun je mij, iedere morgen weer, mijn verhaal vertellen.