Het nieuwe normaal. Wen er maar aan hoor ik zeggen. Mooi,
zonnig, droog en warm weer, zoals wij dat de laatste weken hadden, daar hoef ik
niet aan te wennen, dat is er en daar geniet ik van. Tegen de volle zon kan ik
mij beschermen door gebruik te maken van een product tegen zonnebrand. De
regen, die nu met volle hevigheid op mijn dak kletst, dat is niet leuk, wel
broodnodig voor de natuur, maar ik weet, dat het niet voor lang zal zijn. Het
is een kortdurende periode. Ja, ik word er nat van, maar daar kan ik mij tegen
wapenen, middels een regenjas, of een paraplu, of gewoon door thuis te blijven. Dat laatste, thuis blijven, handen
wassen, anderhalve meter afstand enz,enz.. zijn nu de wapens om mij tegen heel
wat anders, dan regen of zon te beschermen. Namelijk een onzichtbaar virus dat
mij zomaar ongemerkt zal kunnen aanvallen. Dus zijn er nu allerlei regels om besmettingen in te perken.
Het nieuwe normaal: ‘Wen er maar aan.’
“Blijf thuis”, was wekenlang de boodschap. Sinds enkele
dagen worden de teugels wat gevierd. Echter het spontane doen is niet meer.
Zomaar ergens gaan eten, een restaurant, of café binnen wandelen, gaat alleen
op afspraak en voor diverse musea, attractieparken en dierentuinen zijn
tijdsloten ingesteld, zodat het aantal bezoekers op bepaalde tijden beperkt is
en men weet hoeveel aantallen er binnen zijn. Allemaal praktische zaken waar op
den duur aan te wennen is, lijkt mij. Na verloop van tijd zullen wij niet
anders meer weten, maar misschien wel met heimwee terug kijken op eens…de
spontane manier van leven.
Waar ik moeite mee heb en waarschijnlijk nooit aan zal
kunnen wennen zijn de regels die mij persoonlijk opgelegd worden. Boetes die
worden opgelegd wanneer ik met mijn kleindochter in de auto zit bijvoorbeeld. Dat
mag niet, want wij zijn geen gezinsleden uit één gezin. Iemand niet spontaan
kan omhelzen, omdat ik zo blij ben na het ontvangen van een bloemetje.
Te zien wat die afstand houden met mijn kleindochters van
acht en tien doet, daar word ik niet vrolijk van. Zij zijn op een leeftijd, dat
ze de regels begrijpen, maar ze zijn ook op een leeftijd, dat ze nog geheel
open staan om aanhankelijkheid te tonen en liefde te geven en te ontvangen. Zij
willen knuffelen. Op allerlei andere manieren uiten ze dat nu, door een
elleboog, of een voetje te geven en daarbij de woorden: ‘Oma, ik hou van jou.’
Dit jaar vieren wij 75 jaar bevrijding. Als na-oorlogskind probeer
ik mij na het horen van al die verhalen, in te leven wat beperking van die
vrijheid inhoudt. Toch is het nu een heel andere situatie, maar er is wel
degelijk beperking van vrijheid. De vrijheid van fysiek uiten wordt in deze
periode als alleenstaande nu behoorlijk ingedamd. Niemand in de directe omgeving
waar ik mijn gevoelens op een intieme manier kan vormgeven en tonen. Ik bedoel niet
specifiek op het seksuele vlak, maar gewoon iemand kunnen aanraken.
‘Wen er maar aan.’ Hier zal ik echter nooit aan wennen. Het
nieuwe normaal… Het elkaar aanraken hoort bij het leven, elkaars emoties delen,
middels elkaar voelen. Een mens kan niet zonder. Nu overheerst de angst voor een
onzichtbare vijand. Ik wil een mens huid op huid voelen, zoals ik de zon en de
regen op mijn huid voel.